Over het boek:
Dyslexie of woordblindheid is al vanaf het einde van de negentiende eeuw bekend.
Toch duurde het meer dan tachtig jaar voor het onderwijs er iets mee
ging doen. Dit boek onderzoekt waarom het zo lang heeft moeten duren.
Dyslectische kinderen die voor 1990 de lagere school bezochten, kwamen vaak
niet ver. Hogere opleidingen waren voor hen meestal onbereikbaar en wie wel zo
ver kwam, moest beschikken over een forse dosis doorzettingsvermogen en een
behoorlijke intelligentie.
Dat er zoveel onbekendheid was over dyslexie of woordblindheid betekende niet
dat het onderwijs niets deed. Lezen vormde er sinds 1945 een speerpunt. De
LOM-school ontstond waar vele kinderen met ernstige leesproblemen zich thuis
en geholpen voelden. Remedial teachers kwamen de scholen binnen. Nadat de
wetenschap het onderzoek naar dyslexie ter hand nam en wetenschappers, belangenverenigingen
en overheid gingen samenwerken, ontstond vanaf 2000 beleid
om dyslectische kinderen op te sporen en te behandelen.
Uit de inhoud:
Inhoudsopgave
Inleiding
Over de auteur(s):
Marjoke Rietveld-van Wingerden is als docent en onderzoeker verbonden aan de
Faculteit voor Gedragswetenschappen van de Vrije Universiteit. Haar onderzoek
betreft in grote lijnen de geschiedenis van het speciale onderwijs en de speciale
zorg. Zo schreef ze in samenwerking met andere onderzoekers over het onderwijs
aan kinderen met een auditieve beperking (2010) en over het Paedologisch Instituut
van Waterink te Amsterdam (2006).